De zakelijke carriere van Arie de Bruijn,
- Directeur van het Nederlandsch Instituut voor het Verzekeringswezen
- Hoofdredacteur van de Verenigde Verzekeringspers
- Administrateur van de Stichting Algemeen Pensioenfonds voor de Apothekers-Assistenten
- Hoofdredakteur van het Jaarboek/Vademecum voor het Verzekeringswezen
Na zijn H.B.S.-B opleiding (extraneus) verhinderden financiele omstandigheden een universitaire studie en hij trad in dienst van de Levensverzekering Maatschappij "Oude Haagsche van 1836".
Hij kwam op de wiskundige afdeling en begon onverwijld met de actuariele studie. Vlak vóór zijn 21-ste verjaardag volgde hij Dr E.Zwanenburg op als actuaris en werd hij benoemd tot hoofd van de wiskundige afdeling van de maatschappij.
De actuariele studie (uiteraard buiten-universitair) deed hij voor het wiskundige gedeelte samen met de bekende Delftse Hoogleraar Prof.Dr F.Schuh. Een interessant uitvloeisel daarvan was een veeljarige samenwerking die er onder meer toe leidde, dat hij samen met Prof.Schuh in 1946 het standaardwerk "Het probleem van de wachttijd bij Bouwkassen" schreef, een studie die Prof.Schuh kenschetste als meer dan een dissertatie.
Zijn uitgebreide kennis van de bouw(spaar)kassen leidde trouwens ook tot een uitnodiging een voordracht te houden op het Europees Congres van het Bouwsparen in 1947 in Brussel en tevens tot een lidmaatschap van de Staatscommissie Bouwkassen.
In 1945, bij het einde van de oorlog, vestigde hij zich zelfstandig als Raadgevend Actuaris en richtte het Nederlandsch Instituut voor het Verzekeringswezen op. Hij bleef aan de Oude Haagsche verbonden als Wiskundig Adviseur, waarbij hij Dr P.A.Coenen, de wiskundig Adviseur van de Pensioenraad opvolgde.
Het Nederlandsch Instituut voor het Verzekeringswezen beoogde, naast actuariele adviezen, ook het geven van adviezen op verzekeringsgebied in de ruimste zin van het woord, doch bewoog zich niet op het terrein van de assurantiebemiddeling.
Er werkten ongeveer 25 mensen in de diverse afdelingen.
In 1943 accepteerde Arie de Bruijn het aanbod om teneinde de Duitsers buiten de vakpers te houden, bij een fusie van een aantal verzekeringsbladen, hoofdredakteur van de Verenigde Verzekeringspers (V.V.P.) te worden, welk weekblad destijds het leidinggevende verzekeringsblad in Nederland was en als zodanig aangesloten bij de "Presse Internationale des Assurances" (P.I.A.).
Het hoofdredakteurschap van de V.V.P. was een in hoofdzaak honoraire funktie.
De P.I.A, in 1954 in Parijs opgericht op gecombineerd Frans/Duits initiatief (de voormalige Duitse minister van financiën Alex Möller was een der oprichters) en waarvan de V.V.P. van die oprichting af deel uitmaakte, heeft zich als een der eerste Europese organisaties beijverd voor een hechte internationale samenwerking.
Arie de Bruijn heeft zich zeer beziggehouden met samenwerking op internationaal niveau en bezocht daarvoor behalve de meeste West-Europese landen ook de Verenigde Staten, Japan, Hongkong, Australië en Indonesië.
In 1969 werd hij in Djakarta officieel ontvangen en was toen eigenlijk een der eersten, die in deze bedrijfstak weer contacten legde tussen beide landen. Hij werd er ontvangen door de heer Mohammed Hasjim, de verzekeringscommissaris in Indonesië, die in datzelfde jaar een tegenbezoek aan Arie de Bruijn bracht.
Een delegatie verzekeringsdirekteuren bezocht hem in 1973 vanuit Indonesië.
Arie de Bruijn bezocht eveneens de belangrijke staatsmaatschappijen in Rusland en Bulgarije, waar hij op de hoogte werd gesteld van de gang van zaken en de mogelijkheden tot internationale samenwerking.
Arie de Bruijn werd in 1974 (bij het 20-jarig bestaan van de P.I.A.) benoemd tot President van deze organisatie, als opvolger van de Fransman G.L.Auburtin, die deze functie dan 20 jaar had bekleed.
Van een belangrijk naslagwerk in het verzekeringsbedrijf, het Jaarboek/Vademecum voor het Verzekeringswezen, dat eveneens onder de werkzaamheden van Arie de Bruijn ressorteerde, genoot een internationale faam.
Een ander groot opgezet werk was het Compendium der Assurantietussenpersonen, een registratie van allerlei bijzonderheden omtrent alle in Nederland werkende tussenpersonen (destijds 35.000).
Arie de Bruijn heeft meegewerkt aan de oprichting en ontwikkeling van vele pensioenfondsen in ons land, waaronder het eerste bedrijfspensioenfonds met "gestroomlijnde" waardevastheid van de pensioenen voor de apothekers-assistenten en het beroepspensioenfonds voor de apothekers.
In het kader van het Instituut verrichtte hij kort na de oorlog een groot onderzoek naar de "natura-uitvaartverzekering" in ons land (bij ongeveer 1000 verenigingen) en heeft zeer veel bijgedragen tot de sanering daarvan.
Uit hoofde van zijn verschillende funkties werd Arie de Bruijn wel benoemd tot deskundige in rechtszaken en wordt hij geraadpleegd door ambassades van andere mogendheden.
Hij gaf zijn hulp bij de introduktie van buitenlandse maatschappijen in Nederland en bij de oprichting, sanering en fusie van Nederlandse verzekeringmaatschappijen.
Actuaris
,
gecremeerd te Loosduinen op 6 juni 1990,
trouwt (beiden 18 jaar oud) (1) te 's-Gravenhage ['s-Gravenhage Huwelijken 1927 serie B, Akte 1025] op 17 augustus 1927
,
(gescheiden beiden 43 jaar oud op 26 oktober 1952)
met Albertina Wilhelmina Gertrudis (Tiny)Liefers. Uit dit huwelijk 3 kinderen,
trouwt (resp. 44 en 25 jaar oud) (2) te 's-Gravenhage op 17 januari 1953
,
dochter van Herwig RudolfObrecht en Helga MariaImhof,
geboren te Wenen [Oostenrijk] op 29 april 1959,
gedoopt Rooms Katholiek te Wenen [Oostenrijk] op 9 mei 1959,
verloofd met Jan-Hermende Bruijn te Wenen [Oostenrijk] op 29 juli 1979.